Vrij van malaria en vrijheid van godsdienst?

Decennialang heeft China gevochten tegen malaria. Na duizenden jaren is China afgelopen juni door de Wereldgezondheidsorganisatie vrij verklaard van malaria. De overheid en de bevolking werkten samen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan: geïmpregneerde klamboes te gebruiken, anti-malaria medicijnen te verspreiden en medicijnen te ontwikkelen om de ziekte te behandelen. In juni 2021 heeft het land vijf jaar lang geen lokale besmettingen meer gerapporteerd. Malaria was een serieuze bedreiging van de gezondheid, vooral in de provincies bij de grens van Myanmar. De provincie Yunnan is de laatste plek waar de ziekte nog voorkwam.

Yunnan is een van de meest diverse provincies in China met 26 verschillende bevolkingsgroepen, waaronder moslimgemeenschappen als de Hui moslims: een moslimgroep die etnisch gezien Han Chinezen zijn. Sommige Hui moslims stammen af van de eerste Chinese bekeerlingen tot de islam, die zijn beïnvloed door islamitische Arabische handelaren in de 7e en 8e eeuw. Andere moslims in deze regio komen uit Myanmar. Het zijn Rohingya moslims die zijn gevlucht voor religieus geweld tegen hun gemeenschap. In Ruili hebben zich bijvoorbeeld zo’n 50.000 moslims uit Myanmar gevestigd en zijn zelfs getrouwd met lokale Chinese partners.