De norse Samaritaan

De namiddagzon scheen door de ramen van de kleine West-Afrikaanse kliniek en veroorzaakte behoorlijk veel hitte. Ik strekte mijn rug, voordat ik de laatste patiënt van de dag binnenriep. De twaalfjarige Brahim kwam mijn onderzoekskamer binnen, hield zijn arm vast en probeerde dapper zijn tranen in te houden. Zijn moeder haastte zich achter hem naar binnen, terwijl de broers van Brahim, een oudere en een jongere, daar weer achteraan liepen. Ik kende de familie behoorlijk goed omdat ik de moeder na een hartaanval meerdere malen bezocht had om medische hulp te verlenen.

Naar het ziekenhuis

“Hij is bij het voetballen gewond geraakt aan zijn arm”, verklaarde zij.

Ik had maar een moment nodig, om te constateren, dat hij zijn onderarm vlak bij zijn handgewricht gebroken had: een blessure, die ik in mijn praktijk niet kon behandelen.

“Hij moet naar het ziekenhuis”, verklaarde ik en verbond de arm zo goed en kwaad als het ging met een stuk karton. “Ik zal jullie rijden.” Ik gaf Brahim wat ibuprofen tegen de pijn en keek de leden van de familie aan. Brahims moeder, nog altijd verzwakt door haar eigen medische problemen, had problemen met lopen. En een jongen met een gebroken arm zou zich in een overvolle taxi absoluut niet prettig voelen. Opluchting was van het gezicht van de moeder af te lezen en zij knikte.

Dit was de perfecte gelegenheid om een barmhartige Samaritaan te zijn. Ik kon deze familie tot mijn genoegen helpen met de medische zorg die ze nodig hadden. Een geweldige mogelijkheid om Jezus mijn inzet te laten zien en om Jezus aan deze familie te laten zien.

Het geduld wordt op de proef gesteld

Het verkeer in de binnenstad in de buurt van het ziekenhuis was een nachtmerrie. Bovendien was het 42 graden en de hitte had invloed op ons allemaal. Ik was chagrijnig, hadden we eindelijk door de wirwar van auto’s en voetgangers het ziekenhuis hadden bereikt, had ik de auto aan de verkeerde kant van het gebouw geparkeerd. We zouden een lang stuk moeten lopen.

Ik verbeet mijn reactie en probeerde mijn ergernis weg te slikken, in de hoop, dat het niet aan mijn gezicht te zien was.

Toen we eindelijk bij de juiste ingang kwamen, begeleidde ik mijn patiënt naar de kamer waarin de orthopedische specialisten zaten en vertelde aan een van

hen hoe de situatie was. Brahims moeder, die zich nu om de jongste broer bekommerde, had haar handen vol om alles onder controle te houden, dus gaf ik Brahims naam en leeftijd door, zoals zijn moeder het mij in de kliniek gezegd had.

“Ik zal een röntgenfoto regelen”, zei een van de orthopeden tegen mij. “Maar om te betalen moet u zich eerst registreren”. Toen de moeder van Brahim dit hoorde, stuurde zij haar oudste zoon, om in de rij te gaan staan, terwijl de dokters Brahims verwonding onderzochten.

Gelukkig gingen ze akkoord om de röntgenfoto te maken voordat de betaling gedaan was. “Hij zal geopereerd moeten worden”, vertelde de dokter. “Het gaat om een instabiele breuk van het spaakbeen. We moeten hem vandaag nog opereren”.

Ik zuchtte. Dat had ik hun al kunnen vertellen om het proces te versnellen. Bovendien drong zich de wetenschap aan me op dat mijn familie waarschijnlijk al zonder mij aan het avondeten was begonnen. Brahims moeder beet op haar lip en wierp een blik uit de kamer op de chaotische rij van mensen die moesten betalen.

“Ik ga met hem van plaats wisselen”, bood ik aan. En hoewel ik veel liever naar huis gegaan was, stortte ik mij in het gedrang om de broer af te lossen zodat hij bij de voorbereiding van de operatie bij zijn moeder en zijn broer kon zijn.

Twee uur lang stond ik in de verstikkende ruimte in de rij en probeerde mijn woede over de lengte van de rij en het langzame tempo te beteugelen. Na heel lang wachten was ik eindelijk bij het loket. Opgelucht dat ik bijna mijn taak volbracht had, overhandigde ik de drie papieren met Brahims instructies en stond op het punt om de medewerker het geld te overhandigen dat Brahims familie meegebracht had om de ingreep te betalen.

“Ik haalde diep adem en blies het langzaam weer uit. Tot zover de rol van de goede Samaritaan. Eerder de norse Samaritaan.”

“Precisie is mijn baan.”

De man keek naar de papieren en schoof ze via de balie terug. “Het spijt me zeer, de namen kloppen niet met elkaar.” Ik staarde hem aan. “Die zijn allemaal van dezelfde persoon. Wat bedoelt u, ze kloppen niet met elkaar?”

“Ze zijn anders geschreven” De ambtenaar wees naar de documenten. “De namen moeten precies hetzelfde zijn, zodat ik de betaling kan accepteren.

Verbetert u ze alsjeblieft en kom dan weer terug.”

Ik keek naar de lange rij achter mij. Het zou nog zeker twee of drie uur duren, wanneer ik vanwege een schrijffout nog een keer van voor af aan moest beginnen.

Ik draaide mij weer om naar de man achter het loket en zei: “Luister eens, die zijn duidelijk voor hetzelfde kind. Verbeter eventjes de naam en verwerk hem dan!” De medewerker schudde het hoofd. “Alles moet kloppen. Precisie is mijn baan.”

Met mijn geduld ten einde boog ik mij naar voren en knarste met mijn tanden.“ Wanneer u mij niet gelooft, vraag het dan toch aan de moeder van de jongen. Zij is in de kamer.” Ik wees met mijn vinger in de richting van de deur die half open stond. De medewerker, die er nu toch wat onzeker uitzag, liep snel door de deur. Een paar mensen achter mij mopperden zachtjes en iemand grinnikte. Ik haalde diep adem en blies het langzaam weer uit. Tot zover de rol van de goede Samaritaan. Eerder de norse Samaritaan.

Een moment later kwam de kassier terug. Hij legde de drie papieren op elkaar en keek mij boos aan. “Zij heeft de naam bevestigd. U kunt betalen.”

Ik schoof de bankbiljetten over de balie, mijn geweten noodzaakte mij mij te verontschuldigen. “Het spijt mij, dat ik mijn frustratie tegen u geuit hebt. U heeft slechts uw werk gedaan. Het was niet uw schuld dat er een fout in de papieren zat.“ Ik probeerde te lachen. “Het was een lange dag.”

Hij knikte, glimlachte echter niet. “Is OK hoor.”

“Mijn moslimburen zullen het beste en het slechtste in mij zien. Ik bid weliswaar dat de goedheid van Jezus in mijn handelwijze aantoonbaar is.”

God trekt de mensen naar zich toe – niet mijn volmaaktheid

Ik trok een grimas. Mijn vrouw en ik waren hier naartoe gekomen om de liefde van Jezus te tonen en ik had mij altijd voorgesteld dat ik zijn karakter beter had kunnen weerspiegelen.

Een interculturele gemeenschap voelt soms aan alsof men iedere dag een berg moet beklimmen. Maar zoals het spreekwoord zegt: “Het is niet de berg die jou afmat, het is de kiezelsteen in jouw schoen”. Het is makkelijk je door de kleine frustraties van het leven in het buitenland zoals het wachten in lange ongeorganiseerde kassarijen te laten overweldigen. Ik ben dankbaar dat God op deze momenten genade in mijn leven en mijn relaties laat zegevieren.

Mijn moslimburen zullen het beste en het slechtste in mij zien. Ik bid weliswaar dat de goedheid van Jezus in mijn handelwijze aantoonbaar is. Maar het zijn Jezus zelf en de genade die Hij aanbiedt en niet mijn vermogen altijd perfect te handelen, die hen uiteindelijk ertoe zullen brengen, Hem te volgen. Situaties als deze geven mij de nederigheid deze waarheid in te zien. Juist wanneer ik geneigd ben te geloven dat alles van mijn eigen inspanningen afhangt.

Met Brahim gaat het overigens goed. Al kon hij nu natuurlijk een poosje niet voetballen.

Het Goede Nieuws delen met moslims

Waar begin je en hoe pak je het aan? Wat is een goede manier? Lees hier het ervaringsverhaal van Lydia.

Maandelijks vergelijkbare verhalen in je mailbox ontvangen? Meld je hier aan!