Firas schoof op de achterbank van de taxi.
“Waar naartoe, jongen?” vroeg de chauffeur.
“Het centrale busstation. Mijn vader kan elk moment aankomen!”
“Echt waar? Oké, ik doe mijn best om op tijd te komen. Het is Eid, en het zal wemelen van het verkeer.”
Firas keek door het raam van de taxi en zag de buurt ontwaken. De vroege ochtendzon brandde alweer warm, maar dit was de eerste dag van de maand dat het hem niet interesseerde. De Ramadan was voorbij, vandaag was het begin van de grootste feestdag van het jaar en Firas zou zijn vader weer zien, hetgeen hij niet meer had verwacht.
Toen ze de stad doorkruisten, zag Firas dat de winkels vroeg opengingen, ze rolden hun luifels uit en pakten dozen met chips en snoepgoed uit.
In de stegen ving Firas een glimp op van vrouwen die zich bekommerden om grote potten met vlees. Kinderen speelden met hun nieuwe speelgoed op de straten. Een vader leidde lachend zijn jonge zoon op een glimmende nieuwe driewieler door de steeg.
Firas` hart maakte een sprongetje. Hij stelde zichzelf lachend met zijn vader voor. Hij hoefde niet meer te doen alsof hij de familie bij elkaar hield – vader kwam thuis!
De taxi naderde de belangrijkste verkeersader van de stad. Voor de taxi zwermden auto`s op elke rijbaan en ze propten zichzelf ertussen. Het tempo van het verkeer zakte in tot een zee van claxonerende auto`s, totdat ze uiteindelijk helemaal stil kwamen te staan.
De belangrijkste oorzaak van de verkeersopstopping was precies voor hen. Een grote groep mannen had hun gebedskleden op straat gelegd en vulden elk stukje bestrating van diverse huizenblokken rondom de Grote Moskee. Geknield en met gebogen hoofd reciteerden de mannen hun gebeden onder luidsprekers van de moskee.
Ze waren slechts drie blokken verwijderd van het station. Firas betaalde de taxichauffeur en haastte zich uit de auto. Hij zigzagde langs de buitenkant van de menigte. Hij voelde de ogen van de tientallen gelovige mannen op hem branden. Een donkere stem fluisterde in zijn oor, het maakt niet uit of je bidt of niet. God hoort je gebeden toch niet.
Bij het busstation zocht Firas naar de gestalte van zijn vader. Plotseling werd hij overvallen door een ijzige stem. God hoort je niet, sprak de stille stem in zijn oor.
Firas probeerde het van hem af te schudden. Waarom was hij zich niet dichter bij God gaan voelen door de Ramadan? Firas voelde zich net zo leeg als anders. Misschien zou God nooit antwoord geven. Misschien maakte het geen verschil hoe hongerig hij was om Gods stem te horen.
Vader zal weten wat ik moet doen, troostte hij zichzelf. Zijn vader was sterk en vroom, en hij zou Firas tonen hoe hij het soort gelovige moslim kon worden die bestand was tegen moeilijke tijden. Met vader bij hem, zou Firas zijn geloof vinden.
Verdwaald in zijn gedachten, zag Firas niet dat vader op hem af kwam.
“Firas! O, mijn zoon!”
Hij richtte zich tot zijn vader, een man met een ingevallen gezicht die hij nauwelijks herkende. Firas viel in zijn armen en huilde tegen de dunne borstkast die ooit een brede krachtige torso was. Vader was een schaduw van de grote man die Firas zich herinnerde. De oorlog had hem doen slinken.
“We dachten dat we je nooit meer zouden zien!” huilde Firas. “In de brief stond dat dat ze je alleen zouden laten gaan als we geld zouden sturen!”
“Ik weet het mijn zoon. Ik weet het.” Hij keek Firas aan. “Door een wonder van God ben ik hier.”
Ze keken elkaar aan, beiden hadden zoveel vragen.
Vader en Firas liepen door het drukke station en vonden een leeg café in de buurt. Ze gingen aan een tafeltje in de schaduw zitten en bestelden sterke thee, terwijl de luidsprekers van de moskee in de buurt doorgingen met het uitzenden van Eid gebeden tot de gelovigen van de stad.
Firas vertelde vader hoe zwaar het was geweest sinds ze voor het laatst samen waren geweest in Syrië. Aanvankelijk had Firas trots de verantwoordelijkheid gedragen als de oudste man van de familie, zelfs tijdens het drama van het vluchten voor de oorlog. Maar de last werd al snel ondraaglijk. Firas beschreef hoe hij had geprobeerd om zichzelf toe te wijden aan het deelnemen aan de religieuze activiteiten tijdens de Ramadan. “Maar hoeveel ik ook doe voor de Islam, het lijkt nooit genoeg voor God. Hoe doe jij dat vader?”
Vader zuchtte. “Het zal nooit genoeg zijn, zoon.” Firas` wenkbrauwen fronsten in verwarring. “Zoon, ik heb mijn hele leven gewerkt om de Islam te dienen. Maar er is iets dat je moet weten…iets dat alles verandert.”
Dit is het elfde deel van Firas’ verhaal.
Lees hier: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9, deel 10, deel 11, deel 12, conclusie
GEBEDSFOCUS
Zij die te maken hebben gehad met het gescheiden zijn van geliefden door oorlog, geweld of politieke onrust, weten wat een zegen het is om herenigd te worden. Maar voor al deze reünies, blijft er altijd één relatie die nog moet worden hersteld voor moslims – de reünie met hun hemelse vader.
- Bid in Jezus’ naam voor Moslims die ver weg zijn, dat ze dicht bij de Vader zullen komen door het bloed van Christus (Efeze 2:13), zodat ze worden verenigd met Hem door het kruis.
- Bid dat de oren en harten van moslims open zullen zijn voor Jezus die zegt: “Zie! Ik sta aan de deur en ik klop. Wanneer iemand mijn stem hoort en de deur opendoet, zal Ik binnenkomen en met hem eten en hij met Mij.” Openbaring 3:20
- Roep het uit tot God dat moslims zullen ontdekken dat, “In Christus, God de wereld heeft verzoend met Zichzelf, Hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend.” (2 Korintiërs 5:19), zodat zij zonder schaamte kunnen naderen tot de troon van God.